woensdag 11 februari 2009



Rond deze tijd viert men in Cuba een feestje. Bescheiden neem ik aan, want veel reden tot feesten heeft men daar geloof ik niet. Armoe troef begrijp ik van vrienden die er waren. De foto’s waren schitterend, de afgebladderde deuren en het wasgoed dat over de steegjes hing te drogen, de oude Caddilac’s en de muziek die Ry Cooder er her-ontdekte. Alles was precies zoals we dat kennen. Maar het is ook een van de prachtigste eilanden in de Caraïben dat door een paar goedwillende idealisten grondig naar de verdoemenis is geholpen. De weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen.

Aanleiding voor de festiviteiten vormt de 50ste verjaardag van de communistische revolutie. Ik sta er een beetje dubbel in moet ik bekennen. Met het Marxisme en het communisme was ik na mijn onwetende tienerjaren al klaar. Iemand vroeg mij ooit wat ik dacht dat communisme betekent, mijn antwoord was simpel: Geven wat je kunt geven en nemen wat je nodig hebt. Wat ik toen nog niet wist is dat de communisten onderschat hebben wat de aard van het beest is. Er zijn altijd gewetenloze hufters die misbruik maken van de goedheid van anderen, en elk mens is potentieel corrupt, zo werd mij al vroeg duidelijk. Macht, geld of lust corrumperen zelfs de grootste idealist.
Voor mij was één revolutionair volstrekt onaantastbaar, hij was ongevoelig voor die aardse verleidingen, in tegenstelling tot zijn compadre Fidel. Ik wist niet waar ik zijn icoon kon bemachtigen, geen geld en geen idee, dus tekende ik zijn portret maar zelf, meer dan levensgroot. Geen enkele held of popidool kon mij boeien, maar dat archetype van idealisme had ik boven mijn bed hangen...

Ernesto Che Guevara.

El Comandante, de Dokter. De onverzettelijke idealist. Na de coupe in de Barrio`s trok hij opnieuw ten strijde voor zijn ideaal, een revolutionair kan immers niet anders. Hij personificieerde voor mij de voortdurende strijd voor een betere wereld en de worsteling om het kwaad de wereld uit te helpen. Jarenlang heb ik daar last van gehad. Nog steeds ben ik een vermomde idealist, hardnekkig blijf ik geloof houden in het goede van de mens, vaak tegen beter weten in. En ik mag dan wel een geharde cynicus geworden zijn, het portret van Che herinnert mij nog steeds elke keer weer aan het jochie in mij dat droomde van een betere wereld.

Wellicht is dat ook wat er werkelijk te vieren valt, het idealisme. Hoe hard en cynisch we ook geworden zijn, diep in ons hart woont een idealist die we niet mogen vergeten. En daar kunnen we wel van harte een feestje voor bouwen.

Geen opmerkingen: